Lexicon
Aanvullende eisen - Een vorm van selectie die vooral voorkomt bij kunst- en sportopleidingen en de hotelschool.
Accreditatie - Alleen als een opleiding een bepaalde minimale kwaliteit heeft, ontvangt die een accreditatiekeurmerk. In Nederland verzorgt de NVAO alle accreditaties. Zie ook: NVAO.
Associate degree - Een tweejarig-programma aan een hogeschool. Het niveau ligt tussen een mbo-4-opleiding en hbo-bachelor. AD’s hebben twee doelgroepen: afgestudeerden van het mbo en professionals die al een aantal jaar aan het werk en zich willen om- of bijscholen.
Bindend studieadvies (BSA) - Als je in het eerste jaar te weinig studiepunten hebt, heeft de opleiding er te weinig vertrouwen in dat je het einddiploma haalt. Je krijgt dan het ‘advies’, maar je hebt meestal geen keus, om te stoppen met de opleiding. Dit heet ook wel de prestatie-eis. Bijna alle hogescholen hebben dit systeem.
Brede propedeuse/bachelor - Steeds meer hogescholen voegen opleidingen samen in een brede bachelor. Soms is dat alleen een label, soms betekent het dat je de eerste twee of drie jaar vakken krijgt samen met verwante studies. Zo maak je kennis met verschillende opleidingen, voordat je een definitieve keuze maakt. Na die tijd kies je een afstudeerrichting, één van de studies uit de brede bachelor. Een brede propedeuse werkt hetzelfde, maar dan alleen voor het eerste jaar.
Decentrale selectie - Voor opleidingen met een numerus fixus mogen hogescholen zelf studenten selecteren. Bij deze selectie kijken ze naar je cijfers, maar ook naar je motivatie en of je geschikt bent voor het beroep waar de studie voor opleidt.
Deficiëntiecursussen - Ook wel bijspijkercursus. Als je vooropleiding niet (volledig) voldoet, kun je je kennis van bepaalde vakken in deze cursus opkrikken.
Digitale leeromgeving - Website waar je je rooster terugvindt, lesmateriaal leest en tentamenresultaten bekijkt. Ook bevat het vaak mogelijkheden om te mailen en discussies te starten met je medestudenten.
Duaal - Bij een duale studie werk je drie of vier dagen per week en studeer je de rest van de tijd. Je krijgt voor zowel je werk als je studie studiepunten.
DUO - Bij de Dienst Uitvoering Onderwijs geef je aan welke studie je gaat doen. Ook al je financiële zaken, zoals een aanvullende beurs of lening, regel je daar.
ECTS - Punten die je krijgt voor afgeronde tentamens en opdrachten. Per studiejaar kun je 60 ECTS (of studiepunten) halen. ECTS is een afkorting voor European Credit Transfer System. Eén punt staat gelijk aan 28 studie-uren.
Honours programma - Steeds vaker bieden hogescholen een honours programma aan. Excellente studenten mogen dan een apart (vaak extra) programma volgen. In kleine groepen wordt een onderwerp in verschillende sessies uitgediept door topsprekers, gevolgd door een discussie. Studenten worden geselecteerd op motivatie en cijfers.
Leenstelsel - Tegen een zeer laag rentepercentage kun je tijdens de studie in je levensonderhoud voorzien door te lenen. Het leenstelsel is in de plaats gekomen van de basisbeurs. De schuld moet binnen een periode van 35 jaar worden terugbetaald. Zie ook het artikel ‘Collegegeld’.
Majors en minors - Een major is een moderne term voor hoofdvak, zoals minor een modern woord is voor bijvak. Majors zijn hoofdrichtingen binnen je eigen bacheloropleiding. Met een minor kun je je kennis verdiepen binnen of verbreden buiten je studie, door middel van keuzevakken of vakkenpakketten. Meestal neemt een minor één semester van je bachelor in beslag.
Masterfase - Op de universiteit is een master een vanzelfsprekende voortzetting van je bachelor, maar voor hbo’ers is dat niet zo.
De meeste masters duren één jaar, maar in de exacte vakken, bij educatieve masters en onderzoeksmasters is het twee jaar. Hbo-studenten die een universitaire master willen volgen, moeten bijna altijd eerst een schakelprogramma (premaster) doen. Bij enkele studies heb je ook een direct aansluitende (hbo-)master.
Matching - Zie: studiekeuzecheck
Numerus fixus - Ook wel studentenstop: het maximum aantal toe te laten studenten voor een bepaalde opleiding. Dit geldt bijvoorbeeld voor verpleegkunde, mondzorgkunde en fysiotherapie. Zie: decentrale selectie.
NVAO - De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie beoordeelt alle opleidingen in het hoger onderwijs. Als de NVAO vindt dat een opleiding van voldoende niveau is, dan wordt de opleiding geaccrediteerd. In de Keuzegids behandelen we ook alleen maar opleidingen die dit keurmerk hebben.
Particulier - Particuliere opleidingen worden wel erkend door de overheid, maar niet mede bekostigd. Daarom betaal je vaak een hoog collegegeldtarief, soms wel tot 20.000 euro per jaar. Particuliere hogescholen worden ook wel commerciële aanbieders genoemd.
Premaster - Zie: Schakelprogramma
Propedeuse - Dit is het eerste studiejaar van je hbo-opleiding. Een hbo-propedeuse geeft soms toegang tot een universitaire bachelor, maar meestal kiezen studenten ervoor om eerst hun hbo-diploma te halen. Daarna stromen ze eventueel door naar een (universitaire) masteropleiding.
Schakelprogramma - Om met een hbo-diploma toegelaten te worden tot een universitaire masteropleiding, moet je eerst de gaten in je kennis en vaardigheden wegwerken. Daarvoor is het schakelprogramma bedoeld. In de meeste gevallen is dit verplicht voor hbo’ers. Soms zijn er tijdens je opleiding al speciale doorstroomminors, in andere gevallen duurt een schakelprogramma tot één jaar. Een schakelprogramma wordt ook wel een pre-master genoemd.
Selectie - Sommige hogescholen met een numerus fixus houden een decentrale selectie om het studentenaantal in te perken. Er zijn ook hogescholen die studenten om een andere reden selecteren: meestal is dat omdat ze over bepaalde vaardigheden moeten beschikken. Denk aan de kunstopleidingen of logopedie.
Specialisatie - Specifieke richting tijdens de opleiding. In het hbo is het nog heel gebruikelijk je te specialiseren, op de universiteit wordt dat tegenwoordig vaak verplaatst naar de masterfase. De termen specialisatie, afstudeerrichting en studieroute worden soms door elkaar gebruikt.
Studiekeuzecheck - Veel hogescholen verplichten nieuwe studenten om mee te doen aan een studiekeuzecheck, ook wel matchingactiviteit genoemd. Vaak moet je dan een vragenlijst invullen over je motivatie en soms moet je ook op gesprek komen. Op basis van de vragenlijst en het gesprek beoordeelt de onderwijsinstelling of de studie bij jou past, en hierover brengen ze een advies uit. Dit advies is niet bindend: ook bij een negatief advies mag je aan de opleiding beginnen. Maar pas op: als je niet meedoet aan de studiekeuzecheck heeft de instelling wél het recht om je te weigeren!
Studiepunten - Zie ECTS